Ik vind het de laatste tijd bijzonder moeilijk om dingen op papier te krijgen.
Dat de vlakte die ik voel daar iets te maken mee heeft, las u al. Maar Daarnaast zit er ook veel verdriet. Verdriet dat ik maar moeilijk gedeeld krijg. Vandaag doe ik echter een poging tot delen.
Het begon allemaal toen ik hem terug zag. Hij – een kennis uit lang vervlogen tijden – die in het verleden alles behalve respectvol voor me was.
Ik schrok me voornamelijk te pletter, al was het niet onlogisch om hem op die plek tegen te komen. Maar na jarenlange radiostilte, had ik het niet meteen verwacht.
Na een moment van verbijstering, kwam het verdriet. Ik wilde huilen, roepen, tieren! Maar vooral wegkruipen in een bolletje en getroost worden. Maar ik kwam tot niets.
Het verdriet is als een blok beton in mij: een zwaar en log ding waarmee ik niet veel kan. De kern is me voorlopig vrij onbekend.
Ik riep meteen hulp in van vrienden en was zo blij dat zij naar me toe kwam! Maar onlosmakend van alle goeds dat ze me gaf, onlosmakend van alle pogingen die ik ondertussen ondernam, blijft hij aanwezig.
En dus kruip ik deze week in bed en geef ik mezelf 1 week de tijd om te rouwen om het kind in mij dat moest ondergaan.
1 week om mijn verdriet centraal te zetten, 1 week waarin ik mag knoeien. Een week waarin het oke is dat de afwas blijft staan en mijn wasmand uitpuilt. 1 week waarin ik op zoek ga naar de gedachten achter het verdriet en de manier waarop ik hiermee kan omgaan.
Na deze helse week volgen 3 dagen waar ik enorm naar uitkijk. Even uitrusten in het warmste gezin dat ik ken. Even thuiskomen en me volledig herpakken.
Maar voorlopig dus vooral veel verdriet.